In Genesis 12 Krijgt Abram 75 jaar oud de opdracht van God om uit zijn geboorteland Haran te gaan naar het Land dat de Heere hem zal wijzen. Hij krijgt daarbij de belofte dat
hij veel nakomelingen zal krijgen en dat uit zijn nakomelingen de beloofde Messias (Jezus) geboren zal worden (waar we met Kerst aan denken).
Tussentijds gebeurt er veel wat raadzaam is te lezen in de Bijbel. Ondertussen hebben Abram Sarai en neef Lot ook in Egypte gewoond, vandaaruit is Hagar als dienstmaagd mee gereisd.
Inmiddels is Abram 86 jaar oud en heeft nog geen kinderen, Zijn vrouw Sarai raad Abram aan om zijn dienstmaagd voor haar kinderen te laten krijgen. Abram en Hagar krijgen een
zoon die ze Ismaël noemen.
In Genesis 17 lezen we dat God een verbond maakte met Abram en dat hij de belofte ontving dat uit hem een groot volk zou komen. Daarom wordt hij voortaan Abraham genoemd.
Opnieuw verscheen de Heere aan Abraham (in gezicht voor Abraham 3 mannen) maar in waarheid twee engelen en de HEERE zelf. En de Heere beloofde dat Sara een zoon zal baren, Sara die in de deur van de tent stond en dit op afstand hoorde lachte daarom, omdat ze beide oud waren.
De Heere zijde daarop. Zou voor de Heere iets te wonderlijk zijn? Volgend jaar rond deze tijd zal Sara een zoon hebben.
In Genesis 21 :1-8 lezen we dat naar Gods belofte Abraham die toen 100 jaar oud was en zijn vrouw Sara een zoon is geboren die ze Izak noemden.
Ismaelde de zoon van Hagar pestte Izak, daarom verzocht Sara aan Abraham dat hij Hagar en Ismael weg moet sturen. Abraham wilde dit eerst niet, maar nadat God in de nacht aan Abraham te kennen had gegeven dan niet de belofte in Hagar zijn eerstgeborene is maar uit Izak zal de Messias de Heere Jezus geboren worden.
Stond Abraham ’s morgens vroeg op en gaf hij Hagar brood en een fles water en stuurde haar met Ismael weg.
Ze dwaalden in de woestijn Berseba en het water raakte op. Hagar legde Ismael onder een stuik en ging op afstand zitten dat ze haar zoon niet van dorst hoefde te zien sterven.
Ze huilde en God hoorde. En de Engel Gods riep Hagar toe uit de Hemel en zijde, sta op en houd de jongen bij de hand; want ik zal hem tot een groot volk maken. Daarna opende God haar ogen, dat ze een waterput zag.
God stelde na dit alles Abraham op de proef en vraagt hem zijn zoon in het land Moria te offeren. Wanneer zij na drie dagen reizen de berg opklommen vroeg Izak aan zijn vader, we hebben het hout en het vuur, maar waar is het lam tot brandoffer? Abram zeide: God zal zich zelven een lam ten brandoffer voorzien, mijn zoon.*
Als Abraham Izak op het altaar gebonden heeft en zijn handen omhoog haalt om te slachten roept de Engel van de Hemel tot Abraham doe uw jongen niets! Nu weet ik dat je godvrezend bent en uw zoon niet van mij hebt onthouden. Abraham keek achterom en zag een ram met de hoornen vast in de stuiken zitten en offerde deze in plaats van Izak.
Op goede vrijdag denken we aan dat Jezus Gods zoon het grote offer in zijn lijden en sterven volbracht heeft voor alle zonden van mensen die oprecht in Hem geloven.